Het Museum voor Schone Kunsten Gent bewaart een manuscript (deels getypt, deel handgeschreven) van de schilder Gustave van de Woestyne. Het bevat drie ‘Memento’s’, die hij schreef na het overlijden van zijn lievelingsbroer, de dichter Karel van de Woestijne (1878-1929): ‘Memento van Sint-Lievensstraat tot Sint-Martens-Laethem’, ‘Memento van Sint-Martens-Laethem tot wanneer Karel van de Woestyne trouwde’ en ‘Memento van april 1904 tot oogst 1929’. Het zijn respectievelijk ongeveer: de kinderjaren, met het vroege overlijden van vader van de Woestyne, dan de periode als vrije, jonge kunstenaars in het toenmalig kunstenaarsdorp Sint-Martens-Latem en het overlijden van Moeder (sic) en in het derde deel de jaren waarin beiden getrouwd zijn, elkaar minder zien en vooral gescheiden zijn tijdens WOI (Gustave was naar Engeland gevlucht, terwijl Karel in België gebleven is). Het derde memento eindigt voortijdig, nl. in oktober 1919 met het weerzien na de terugkeer van het gezin Gustave van de Woestyne naar België.
‘Het is niet mijn bedoeling de historie te schrijven van de Laethemse kunstenaars’, schrijft Gustave (p.120). Hoewel een aantal bekende kunstenaars zoals V. De Saedeleer, G. Minne, J. De Praetere, C. Buysse, P. De Mont, E. De bom, S. Streuvels e.a. in de memento’s vermeld worden, verhaalt de tekst vooral over de innige, persoonlijke band die Gustave met zijn broer had (en waar hij erg naar op keek) en vertelt hij over de alledaagse dingen des levens: eten en drinken, slapen, verhuizen, bezoeken over en weer, kaarten, ziekte e.d. De jaren in Latem worden bucolisch voorgesteld.
G. van de Woestyne heeft het dikwijls over het ‘Virgiliaans landschap’ (p. 123).
De Memento’s zijn al eens gepubliceerd in 1979 onder de titel ‘Karel en ik’. De huidige uitgave verschilt sterk van deze vorige. In deze uitgave is de hedendaagse spelling gehanteerd, waarbij het karakteristieke taaleigen van Gustave van de Woestyne gerespecteerd werd, o.a. door het behoud van Franse en gewestelijke woorden en uitdrukkingen, zoals deze toen gebruikelijk waren. Deze worden in de voetnoten op elke pagina toegelicht. Waar wenselijk geacht, geven de voetnoten ook toelichting bij bepaalde personen of historische gebeurtenissen. In een ‘Nawoord. Feit en mythe in het memento’ situeren de bezorgers de tekst tegenover andere informatiebronnen over het leven van beide broers. Daaruit blijkt dat Gustave de historische volgorde van de feiten soms wat overhoop gehaald heeft en al van jongs af aan over veel fantasie beschikte. Ook in de situerende inleiding waarschuwen zij voor de nodige reserve die men best koestert ten opzichte van een dergelijk ‘egodocument’, terwijl deze tezelfdertijd getuigt van een periode in de geschiedenis door de ogen van de schrijver en zo erg waardevol kan zijn. Dit geldt zeker voor deze Memento’s. Deze uitgave omvat tevens een personenregister en een uitgebreide bibliografie.