Hoe om te gaan met de blijvende pijn na het verlies van iemand die je heel nabij was: daarover gaat ‘Lijn van wee en wens’, het romandebuut van Caro van Thuyne. De relatie tussen Mari en Felix komt onder druk te staan omdat Mari er niet in slaagt de dood van haar halfzus Tully, die geboren was met het Warfarine-syndroom, te aanvaarden en te verwerken. Ze volgt de Rin, de rivier, om uiteindelijk uit te komen bij haar doel, de zee. Ondertussen werkt Felix thuis aan een soort veranda, waar zij zich, mocht ze terugkeren, kan afzonderen met en in haar verdriet. Beide personages komen in de ik-vorm aan het woord. Waar de passages rond Felix nauw aansluiten bij de werkelijkheid, haken die rond Mari vaak in op de droom, momenten die dan weer worden onderbroken door de directe beschrijving van de mensen die zij op haar tocht ontmoet. Met intertekstuele verwijzingen en allusies (o.m. F.T. Tomése en diens ‘Schaduwkind’, maar vooral dan Richard Skelton, ‘ook een weewandelaar’) en zelf teruggrijpend naar een aanpak die bijna experimenteel aandoet (vaak is iedere vorm van interpunctie weggelaten) tekent Van Thuyne een intrigerend taallandschap uit, even boeiend en uitnodigend als het zeeschilderij van Leon Spilliaert dat op het omslag staat. Dat zij daarbij enkele uitzonderlijke keren dicht aanleunt bij de gemeenplaatsen als het gaat over het omgaan met verlies (Mari moet ‘leren aanvaarden dat de diepste ervaringen de taal ver voorbijsteken’ – p. 149), weegt niet door binnen het geheel van de tekst. Mari beleeft bijv. in een achterwaartse beweging de laatste momenten van Tully’s leven, ze wil de tijd terugdraaien en ongedaan maken wat zich heeft voorgedaan, tot ze tegen ‘een muur van onomkeerbaarheid’ (p. 168) aanbotst. Vaak ook weet Van Thuyne te verrassen door de originele verwoording, zoals hier: de ‘zandzware luimige wind’ aan zee ‘zingzeurt ergens in een kier van een venster’ (p. 166) Met ‘Lijn van wee en wens’ bevestigt Caro van Thuyne al het goede dat over haar werd geschreven na de publicatie van haar verhalenbundel ‘Wij, het schuim’ (2018).