Schrijver en slavist Johan de Boose is verslingerd op de landen van het voormalige Joegoslavië. Hij leerde Servo-Kroatisch, bezocht de regio tientallen keren en verdiepte zich in heden en verleden van het gebied. Kortom hij kent voormalig Joegoslavië als zijn broekzak. Al die samengebalde kennis heeft De Boose nu bijeengebracht in een aangenaam leesbaar dik boek. Het boek is het persoonlijk verslag van een reis die hij maakte door Noord-Macedonië, Kosovo, Servië, Kroatië, Slovenië, Montenegro en Bosnië-Herzegovina. Een reis door een wrede geschiedenis. Het geschiedenis- annex reisboek is tevens een eerbetoon aan de slachtoffers van de oorlogen van 1991-1995.
Zijn tocht voert hem langs tal van plaatsen waar zich in de loop van de eeuwen historische gebeurtenissen hebben afgespeeld: het Merelveld in Kosovo waar in 1389 de Serviërs door de Ottomanen in de pan gehakt werden; concentratiekamp Jasenovac waar de Kroatische naziregering tijdens de jaren, 1941-1945 gruweldaden beging; de verschillende onderkomens en hoofdkwartieren van Tito verspreid over het land; en uiteraard Srebrenica, Sarajevo en andere plekken die de wereld leerde kennen tijdens de oorlogen van de jaren 1990.
De Boose betreurt herhaaldelijk dat het land uiteengevallen is. Op zijn reis spreekt hij heel wat mensen die heimwee hebben naar het land dat niet meer bestaat. Een van zijn gesprekspartners haalt deze theorie onderuit door op te merken dat Joegoslavië in 1945 geboren werd toen de ‘vredelievende’ Joegoslaven elkaar aan het uitmoorden waren.
Een hoogtepunt in zijn boek is de Tweede Wereldoorlog, waarin de Kroatische nationalistische Ustasa-beweging voor een onafhankelijk Kroatië vocht en de vernietiging van de Joegoslavische of Zuid-Slavische staat nastreefde. Het meest aangrijpende hoofdstuk in dit zeer informatieve boek handelt over Bosnië en Herzegovina. Hier zou de oorlog woester en wreder woeden dan elders in voormalig Joegoslavië.
Een probleem in dit schitterende en aan te bevelen boek is dat De Boose af en toe eens verdrinkt in zijn beschrijvingen van alles wat hij ziet, voelt, meemaakt en weet. In historische passages laat hij nogal wat figuren opdraven, wier belang hij even aanstipt, maar die vervolgens weer verdwijnen in de nevelen van de geschiedenis. Zijn stijl is als confetti die hij over zijn lezers uitstrooit: al die stukje bezitten hun eigen schoonheid en charme, maar allen samen bemoeilijken ze het zicht op de werkelijkheid en het geheel. Maar laat u daaraan niet storen. Het is en blijft een geweldig non-fictie boek.
Met illustraties, deels in kleur, eindnoten, bibliografie en register.