Hoe moeilijk moet het zijn geweest voor Aleksandr Skorobogatov om, 20 jaar na de moord op zijn vijftienjarige zoon Vladimir (één enkele keer wordt de jongen bij zijn voornaam aageduid), het boek te schrijven van afscheid, maar even nadrukkelijk het boek dat getuigenis moet afleggen van zijn grenzeloze liefde voor de jongen die hem ontnomen werd. Gaandeweg ‘Achter de donkere wouden’ worden de feiten gereconstrueerd: Skorobogatov liet, om niet letterlijk benoemde redenen, maar zoals wordt gesuggereerd, omwille van de ontrouw van zijn toenmalige echtgenote, zijn gezin in de steek. Aan zijn zoon die toen vijf jaar oud was, had bij nog beloofd eindelijk eens de dierentuin te gaan bezoeken. Tien jaar lang heeft de auteur geen contact meer gehad, tot hij een brief van hem ontvangt en de banden tussen vader en zoon weer worden aangehaald. Enkele dagen nadien wordt de zoon op gruwelijke wijze vermoord door drie jongelui die in opdracht van een hooggeplaatste geestelijke die duidelijk de bescherming geniet van het regime, de jacht hadden geopend op satanisten die grafschennis zouden hebben gepleegd. Overigens verruimt Skrorobogatov even de thematiek als hij het heeft over de ‘kwaadaardige dwerg’ die ‘allang zijn boosaardige rijk heeft opgebouwd’ en de toestemming geeft ‘om te martelen, te folteren en te doden, en er ook veel geld voor betaalt , medailles en eretekens rond hu nek hangt. (…) Het is een vreselijke waanzin, bijna niet voor te stellen, maar vandaag horen de soldaten van de kwaadaardige dwerg dezelfde woorden die een krankzinnige priester twintig jaar geleden tegen de moordenaars sprak: dit zijn geen mensen, ze verdienen geen plaats op onze bodem, doe met hen alles wat je maar wil.’ Skorobogatov blijft zich – zie zijn columns in de krant De Standaard – verzetten tegen de Poetin-waanzin.
Maar ‘Achter de donkere wouden’ is in de eerste plaats het boek over de liefde van een vader voor zijn zoon. Een liefde die voor altijd wordt overschaduwd door het schuldgevoel van de vader, ‘omdat ik je niet had beschermd, omdat ik mijn belangrijkste taak als vader, en als man in het algemeen, niet had vervuld, verloor ik het recht om een man te worden genoemd.’ (p. 13) Skorobogatov’s terugblik laat de lezer op geen enkel moment los: de beschrijving van de begrafenis onder meer, waar hij, na perikelen om een visum te verkrijgen, aanwezig kan zijn. Op dat moment lijkt her er even naar dat hij zijn vrouw kan vergeven om wat toentertijd is voorgevallen, maar dit moment van vergiffenis, van toenadering ook, is van korte duur. Skorobogatov moet met zichzelf in het reine komen. De beschrijving van de moordpartij, waarbij zijn zoon als enige van een groepje vrienden de confrontatie aanging met de jonge moordenaars, is huiveringwekkend. Opvallend genoeg gaat de auteur, de vader dus, alle gevoelens van wraak uit de weg. Meelijwekkend bijna is de manier waarop een jonge beklaagde tijdens het proces zijn onmacht uit tegenover de aanwezigen in de rechtszaal.
In een bijwijlen poëtisch aandoende taal, met tal van herhalingen ingekleurd, tekent Skorobogtaov zijn liefde, zijn niet-eindigende liefde voor de zoon die hij voor altijd moet missen. Binnen deze optiek opent de slotscène van het boek perspectieven van hoop: samen met de Vuurleeuw (het symbool van moed) die zijn zoon als kind koesterde in zijn verbeelding, gaan vader en zoon de demonen van de belastende herinnering te lijf en wordt de zoon weer tot leven gewekt.
‘Achter de donkere wouden’ is een boek dat de lezer tot in het diepste van zijn gemoed weet te raken. Geen boek kortom dat je na lectuur achteloos opzij legt, daarvoor is het getuigenis van een vader die op zoek gaat naar zichzelf en naar zijn zoon, te confronterend.