Onder de titel Medezeggenschap presenteert Professor emeritus Wim Blockmans een alomvattende en vergelijkende studie over de Politieke participatie in Europa vóór 1800, zoals de ondertitel luidt. Zijn werk is de neerslag van bijna een halve eeuw historisch onderzoek, want hij promoveerde als jonge historicus op de standenvertegenwoordiging in (het graafschap) Vlaanderen ten tijde van de Bourgondische hertogen.
Met de actualiteit van de zogenaamde crisis van de democratie en de hoge vlucht van het populisme op de achtergrond, onderzoekt Blockmans de politieke participatie op de lange termijn. De onmiskenbare waarde van deze studie ligt op meerdere vlakken.
Vooreerst bekijkt hij de zogenaamde tweede middeleeuwen en de vroegmoderne tijd als één periode, besloten door de breuk van de Franse Revolutie. Hij gaat dan ook de continuïteit na van instellingen met dezelfde naam en functie, die in de middeleeuwen werden gevormd en waarop werd teruggegrepen in de vroegmoderne tijd. Verder hanteert hij een Europees kader. De lange termijn en het Europees perspectief laten dan bv. een inspiratielijn zien van Vlaanderen (1127-1128) naar achtereenvolgens de Blijde Inkomst (1356), het Plakkaat van Verlating (1581) en de Declaration of Rights (1689).
Na een probleemstellend hoofdstuk vangt hij aan met de geografische context: traagheid van communicatie en de last van het reizen hypothekeerden de sociale cohesie, terwijl die door kusten en waterlopen bevorderd kon worden. Hoofdstuk 3 laat dan zien hoe vanuit de mogelijkheden van het milieu culturele gemeenschappen, economische verbindingen en politieke entiteiten op elkaar inwerkten.
In hoofdstuk 4 beschrijft hij hoe politieke evoluties aan boeren en burgers kansen boden om de macht van vorsten en andere grondbezitters aan banden te leggen. Dat resulteert vervolgens in een hoofdstuk over de representatieve instellingen, zoals die van de 14de tot de 16de eeuw overal in Europa tot ontwikkeling kwamen. Hoofdstuk 6 behandelt dan de gevolgen van de religieuze hervormingsbewegingen voor de representatieve instellingen en de politieke participatie om in hoofdstuk 7 te laten zien waar de representatieve instellingen in de monarchale staten uitdoofden of een onderdeel van het staatsapparaat werden. Hoofdstuk 8 geeft dan aandacht aan de twee casussen waarin de representatieve instellingen de soevereine macht veroverden: de Republiek der Verenigde Provinciën en het Verenigd Koninkrijk, dat hij bestempelt als een monarchale republiek.
Het voorlaatste hoofdstuk actualiseert de problematiek. De conclusie van zijn onderzoek in het laatste hoofdstuk luidt: geïnstutionaliseerde machtsuitoefening door de derde stand kon alleen ontstaan in de gemeenschappen waarin verschillende sociale klassen tegenstrijdige belangen nastreefden en zij elk beschikten over hulpmiddelen waarmee zij elkaars macht en die van de vorst in evenwicht hielden. Tegenstellingen tussen grondbezitters en handelaars, die tevens ondernemers en financiers konden zijn, m.a.w. van landbezit versus roerend kapitaal, leidden tot weliswaar uiteenlopende tradities van participatie. Professor Blockmans schreef een fundamentele historische studie die actuele problematieken zowel in een langetermijnperspectief als Europees kader situeren.