De Japanse dichter, essayist en monnik Yoshida Kenkō (ca. 1283-ca. 1350) stamde uit een gegoede familie. Als jongeman diende hij bij de paleiswacht van keizer Go-Nijō. Na diens dood trok hij zich terug uit het openbare leven en werd hij een boeddhistische monnik van de Tendai sekte. Tot aan zijn dood woonde hij teruggetrokken in de buurt van Kyoto, waar de keizer van Japan zetelde. Kenkō schreef gedichten en nam ook deel aan dichtwedstrijden, maar hij is beroemd geworden door zijn korte overpeinzingen en kleine essays, verzameld onder de titel Tsurezuregusa. De bundel werd na zijn dood gepubliceerd en is nu een van de grote klassieke werken uit de middeleeuwse Japanse literatuur. Het is het meest bestudeerde Japanse boek ooit. Met de groeiende populariteit van Japan aan het einde van de negentiende eeuw werd het werk van Kenkō ook in Europa bekend en vertaald. De Belgische japanoloog Jos Vos verzorgde de eerste volledige vertaling van de bundel in het Nederlands. De fraaie Nederlandse titel is enigszins misleidend, want het boek gaat niet over nietsdoen, maar het zijn teksten die zijn ontstaan in de ‘ledige’ uren. De titel doet denken aan de bundel Otia van Constantijn Huygens: gedichten ontstaan in de ‘ledige’ uren, de vrije tijd dus.
De Tsurezuregusa bevat 243 schetsen of overpeinzingen en kleine essays over zeer uiteenlopende onderwerpen, zoals heimwee naar het verleden – Kenkō verlangde terug naar het hofleven en de beschaving van de Heian-periode, de vroege middeleeuwen – vergankelijkheid, hoogmoed, dood, domheid van de mensen, natuur, dieren, religie, enzovoort. Sommige teksten bevatten praktische adviezen voor het dagelijks leven of vermakelijke anekdotes over monniken en hoge functionarissen aan het hof. Vooral over de bedelmonniken is Kenkō zeer kritisch. Ze worden afgeschilderd als liederlijke zwervers. De anekdotes over historische figuren, bepaalde verschijnselen en gebeurtenissen zijn ter overpeinzing waaruit de lezer zelf de moraal moet afleiden. Vanzelfsprekend gaan veel teksten over boeddhistische begrippen als de weg van de Verlichting, de wedergeboorte en het verzaken van alle aardse genoegens en bezit. Ook zijn er essays die de vorm hebben van een lijstje, zoals nummer 72 over ‘weerzinwekkende dingen’. Daaronder vallen te veel boeddhabeelden in een vertrek, te veel planten in een tuin, te veel kinderen in huis, enzovoort. Maar voor boeken geldt een uitzondering: hoe veel het er ook zijn, zij zijn nooit weerzinwekkend! Al deze overpeinzingen, raadgevingen, anekdotes doen verrassend modern aan ondanks de eeuwen die na Kenkō zijn verstreken. Die eeuwen worden moeiteloos overbrugd dankzij de prachtige vertaling van Jos Vos en zijn informatieve aantekeningen bij de afzonderlijke teksten.