De Bourgondische vorsten (1315-1530) is de zesde en herwerkte editie van het oorspronkelijk in 2008 verschenen gelijknamige boek van Edward De Maesschalck. Dr. De Maesschalck schreef, naast zijn beroepsactiviteit als programmamaker en adviseur voor de Vlaamse openbare omroep, het voorbije decennium vier werken over de geschiedenis van het historische graafschap Vlaanderen en van de Zuidelijke Nederlanden, De graven van Vlaanderen, De Bourgondische vorsten, Oranje tegen Spanje en Het strijdtoneel van Europa. De vier delen samen vormen een toegankelijke synthese van de geschiedenis van onze gewesten in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd, geschreven door één hand.
Het voorliggende werk is dus wel herwerkt, maar wordt nu gepubliceerd in een handige paperbackuitgave zonder de illustraties, maar wel voorzien van duidelijke kaarten en de noodzakelijke stambomen. Dr. De Maesschalck vertelt het verhaal van de Bourgondische hertogen, die – zoals hijzelf treffend formuleert - werden geboren als prinsen, leefden als vorsten en hoopten als koningen te sterven. Dat laatste bleek evenwel een ijdele droom.
Het werk bevat zeven delen, waarbij telkens de vorsten tot uitgangspunt worden genomen. Het eerste deel vangt aan met de laatste hertogen van Bourgondië uit het geslacht van de Capetingen. Vervolgens volgen vijf delen, telkens opgehangen aan de opeenvolgende Bourgondische hertogen, stamvader Filips de Stoute, geweldenaar Jan zonder Vrees, overwinnaar Filips de Goede, verliezer Karel de Stoute en de rijke erfgename Maria van Bourgondië, de meest begeerde bruid van Europa. Het laatste deel behandelt dan de kinderen van Maria en Maximiliaan van Oostenrijk, namelijk Filips de Schone en Margaretha van Oostenrijk. Door het huwelijk van Maria met Maximiliaan en dat van Filips met Johanna van Castilië gingen de Bourgondische erflanden voortaan deel uitmaken van grotere entiteiten. Dat zou culmineren in het multinationale rijk van Keizer Karel V.
De Maesschalck kadert consequent de levensverhalen in de ruimere historische context van de ‘waanzinnige’ 14de eeuw en de even flamboyante 15de eeuw. Verder besteedt hij expliciet aandacht aan de sterke en soms kleurrijke vrouwen, door die uit de schaduw van hun vaders, echtgenoten of broers te laten treden. Hij koos er expliciet voor om zijn werk aan te vangen met het uitsterven van de hertogen van Bourgondië uit de dynastie der Capetingen anno 1315 en te eindigen met het overlijden van de laatste Bourgondische prinses, Margaretha van Oostenrijk, in 1530.
De recensent ontkomt er niet aan de vergelijking te maken met het uiterst succesvolle De Bourgondiërs van romanist Bart Van Loo uit 2019. De eerste versie van De Maesschalcks werk is tien jaar ouder. Bart Van Loo had vooral oog voor de dramatiek, wat zich vertaalde in onevenredig veel aandacht voor Karel de Stoute en het annus horibilis 1482 van Maria van Bourgondië. Edward De Maesschalck is beslist meer historicus, heeft meer aandacht voor historische contingentie en toeval, componeerde een evenwichtiger werk en hanteert een meer academische, maar daarom niet minder leesbare stijl. Het werk verdient daarom minstens zoveel aandacht en lezers als De Bourgondiërs van Bart Van Loo.