Ovidius, die kent u natuurlijk van de Amores of zeker van de Metamorphoses, dat een soort van Bijbel van de antieke mythologie werd en een enorme invloed heeft gehad op de kunstgeschiedenis. Hij schrijft speels, grappig, frivool ook, en net dat kwam hem duur te staan. Een gedicht en een niet nader omschreven misstap deden hem bij Augustus uit de gratie vallen. Hij werd verbannen naar Tomis bij de Zwarte Zee, het huidige Constanța in Roemenië. Overmand door heimwee schreef hij er Tristia en Epistulae ex Ponto, klaagzangen over het harde leven in zijn ballingsoord. Hij produceerde er echter ook een klein curieus werk dat hij de titel Ibis meegaf: een litanie van verwensingen, vernoemd naar het voorwerp van zijn woede. De schrijver en de bestemmeling weten over wie het gaat, en dat moet voldoende zijn. Uiteraard is al vaak gespeculeerd wie die Ibis kan zijn. Zeker is dat Ovidius zich met de keuze voor de schuilnaam in het literaire veld wou meten met Kallimachos, die onder dezelfde titel enkele eeuwen eerder ook een eind weg schold. Dat werk is jammer genoeg verloren. Augustus lijkt een voor de hand liggende optie, maar dat strookt dan weer niet met de smeekbedes in andere werken om de verbanning ongedaan te maken. Het prikkelendste idee is dat je de titel omgekeerd moet lezen, sibi, aan zichzelf dus. Het zou in elk geval in Ovidius’ oeuvre passen dat hij vol ironie zichzelf verwenst. Want verwensen doet hij. Hij verheugt zich op de miserie die al geweest is en vooral op wat nog moet komen. Bij momenten neemt dit stukje scheldpoëzie de vorm aan van een omgekeerde ode, waarbij hij de hele topiek van een omineuze geboortedag erbij haalt of ook de dochter en de vrouw niet onbesproken laat. Maar meestal gaat het om mythologische exempla, over het wrede lot van anderen dat Ibis mag overkomen. Ovidius’ favoriete speeltuin dus, waar hij de poeta doctus kan uithangen, maar ook weer sterk blijkt in wat hij ook al in de Metamorphoses presteerde: hele scheepscatalogen opsommen, maar op het gepaste moment, voor hij gaat vervelen of uit de bocht gaat, het toch over een andere boeg gooien. Veel te lang is Ibis afgedaan als een niemendalletje en het is pas recent dat men de precieze volgorde van zijn litanie van naderbij is gaan analyseren en dat er wel degelijk patronen blijken te zitten in het onheil dat hij over zijn tegenstander afroept. Grootste lichtpuntje en schamele troost voor hem is misschien dat Ibis wel zal voortleven in de herinnering, als naamgever van de rivier waarin Ovidius hem het liefst van al ziet verdrinken. Christiaan Caspers heeft nu een vertaling klaar in vrije verzen die een plezier is om te lezen. De tekst is helder en er is ook een uitgebreid nawoord, maar er zijn geen verklarende noten. Dat is een terechte keuze, maar de lezer weze gewaarschuwd: uw mythologische kennis wordt danig getest als u zich laat meevoeren op deze dolle rit.