In 2020 kreeg Sander Kollaard de Libris Literatuurprijs voor ‘Uit het leven van een hond’, zijn tweede roman. Kollaard is een 60-jarige Nederlandse historicus die met zijn Zweedse vrouw en drie kinderen op het Scandinavische platteland woont en laat met schrijven is begonnen. Voor zijn verhalenbundel ‘Onmiddellijke terugkeer van uw geliefde’ kreeg hij in 2012 de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Samen met ‘Levensberichten’ (2018) en een aantal verspreide verhalen en essays vormen ze ‘De laatste dag van de koning’. Ze bieden een boeiende staalkaart van Kollaards veelzijdige werkwijze en herkenbare thematiek. Dat Erik van Duyn uit het debuut even oud is als Sander Kollaard en dat hij vaak pendelt tussen zijn oude en nieuwe vaderland, doet al vermoeden dat deze verhalen niet zonder biografische grond zijn. In het slotessay ‘Literatuur van het geluk’ peilt Kollaard naar de moeilijkheid om over geluk te schrijven. Dat lukt een zeldzame keer bij auteurs als Robert Walser, Konstantin Paustovski en Virginia Woolf, maar alleen als geluk vervlochten raakt met vergankelijkheid, weemoed of een tijdelijke ontgrenzing. Geluk is vluchtig en zonder schaduw ontaardt het onvermijdelijk in kitsch. De lezer denkt bij dit slotessay wellicht aan het eerste verhaal, over een man die zichzelf herinnert als jongetje op het strand, de dag na de eerste maanlanding, starend naar het uitspansel, maar angstig om de verre vader in de golven, het zuigende natte zand en de duistere diepte onder zijn voeten. Sander Kollaard komt uit een gereformeerde familie met een grootmoeder die boeken, en niet alleen de bijbel, in alle ernst koesterde. “Ik lees. Van lieverlee ben ik ook gaan schrijven maar ik zie mezelf nog meer als een lezer dan als een schrijver, al is er geen groot verschil tussen die twee.” Het verlies van elk godsgeloof in deze verhalen loopt parallel met de dreiging van zelfvervreemding en identiteitsverlies, met het besef van dood en de zinloze vernietiging van alles, en met de chaotische ervaring van een “opsommende” werkelijkheid zonder dwingend verband. Schrijven betekent voor Kollaard het neerdrukkende besef daarvan, en de hoop op bevrijding, een licht moment in een wereld van zwaarte waarin herinnering en taal onbetrouwbaar blijven. De Russische keeper die bij het beslissende doelpunt van Marco Van Basten onbegrijpelijk aan de grond genageld stond, vertelt in een lege kerk over zijn hierop volgende existentiêle ontreddering, en maakt bij de verteller de vraag los waar er nog plaats is voor verwondering in een rationele wereld. “Uiteindelijk zijn we kinderen van onze eigen verbeelding, engelen even echt als onecht” is een citaat uit het werk van een fictieve schrijver met de suggestieve naam Weemoed. De rusteloze, tot het soefisme bekeerde Zweedse beeldhouwer Ivan Agueli en de veel bekendere dichter Fernando Pessoa zijn dan weer bestaande kunstenaars, aan wie Sander Kollaard essays heeft gewijd, origineel ingebed in vertelling en reisverhaal. Kollaard schrijft met enthousiasme over het late en vergeten “wormenboek” van Charles Darwin. De nijvere beestjes herinneren ons aan de onherroepelijke vergankelijkheid van alles, maar verteren, in een soort blinde zingeving, dode materie tot vruchtbare aarde, zoals de warme pootafdruk van een haas in de Zweedse sneeuw de groei van het eerste lentegewas stimuleert. Wormen duiken niet toevallig meermaals op in deze verhalen. “De laatste dag van de koning” bevat ook enkele dieper gravende recensies, waarin de persoonlijke en vormbewuste affiniteit met het besproken boek voorop staat. Sander Kollaard schrijft helder en overtuigend proza met een geheimzinnig en grillig uitwaaierend karakter, en waarin gevochten wordt om de verloren betekenis van essentiële zaken.