he Guardian omschreef ‘Een reiziger’, de nieuwe roman van John Boyne, als “een weerlegging van de opvatting dat schrijvers zich moeten beperken tot verbeelde werelden die horen bij hun identiteit”. Het modieuze begrip “culturele toe-eigening” verwijst naar het bizarre taboe dat verbiedt om elementen uit een bepaalde cultuur over te nemen in een andere. Daar hield John Boyne wijselijk geen rekening mee. ‘Een reiziger’ (A Traveller at the Gates of Wisdom) is een vuistdikke “multiculturele” roman die zich in het tijdsverloop uitstrekt van het jaar één, waarin de vader van de naamloze verteller als Romeins legioensoldaat deelneemt aan de moord op onschuldige joodse kinderen, tot het jaar 2016, waarin niet Herodes maar Donald Trump tot afgrijzen van de verteller en vreugde van zijn kinderen de Amerikaanse verkiezingen wint. De titels boven de vijftig vertellingen bestaan uit een jaartal en een plek op aarde. Maar het blijft een roman omdat de verschillende vertellers en enkele protagonisten naar eenzelfde patroon getekend zijn. Terugkerende personages zijn een vermiste broer en mannetjesputter, een met overgewicht kampende perverse machtswellusteling, een kwetsbare knaap en vooral een manke neef die verantwoordelijk is voor de moord op de vrouw van de verteller. Deze verteller zint op wraak en gaat “door de eeuwen heen” op zoek naar deze verraderlijke neef. Hij is een creatieve maker, achtereenvolgens van beeldjes, tapijten, zwaarden en amuletten en hij zweert bij de monogame liefde in diverse werelden waar dit een uitzondering is. In een epiloog gesitueerd in 2080 op een schaars gekoloniseerde planeet bevindt hij zich uiteindelijk “au dessus de la mêlée” in een seksloos paradijs. Toch meent de verteller: “De dingen om ons heen kunnen veranderen, maar onze emoties blijven altijd dezelfde.” De emoties wel, maar omstandigheden, beleving en zingevende omkadering zorgen voor een historische invulling die in deze roman ontbreekt. Het roept de vraag op of de vele anachronismen een gevolg van slordigheid zijn of de bewuste onverschilligheid van een schrijver die statement verkiest boven zorgvuldigheid. De titels van de hoofdstukken verraden al veel, wat op de duur lach- of slaapverwekkend wordt. Spanje 1492. Het jaar van Columbus ? Ja, en de ontdekkingsreiziger maakt zijn opwachting samen met het legendarische ei. Vaticaanstad 1512. Toch niet Michelangelo? Ja en in de Sixtijnse kapel. Engeland 1599? Shakespeare natuurlijk. In 1085, in een Brugse kroeg, ontmoet de verteller niemand minder dan Lady Macbeth, met wie hij in bed belandt. John Boyne grossiert in gemakkelijke weetjes uit beknopte geschiedenissen en in wreedheden die af en toe een Grand Guignol karakter krijgen. Zinnen als “hij rukte aan haar kleren en probeerde zijn apparaat in haar te stoppen” hengelen naar een Slechte Seks Prijs. Maar het grootste bezwaar is de eenvormige taal vol hedendaagse dooddoeners verstuurd door een teletijdmachine. Een eeuwen omspannende roman is een beproefd genre. Julian Barnes (‘Een geschiedenis van de wereld in 10 ½ hoofdstuk’) en David Mitchell (‘Wolkenatlas’) konden door variatie in stijlen de lezer overtuigen. Johan de Boose heeft met Het Vloekhout zo’n eeuwen overbruggend procedé gebruikt. De sterke vertelimpulsen van John Boyne slagen er evenwel niet in zijn grote ambitie waar te maken. Het resultaat is een zowel overvolle als schrale roman-in-vertellingen, en een sentimentele versimpeling van twintig eeuwen diverse wereldgeschiedenis. Wat, ironisch genoeg, lijkt op een vorm van cultuurkaping.