Journalist-publicist Jos Palm (1956) vertelt in "Kind van Maria en Mao" aan de hand van de geschiedenis van zijn familie het grotere verhaal over de breuk in de jaren 1970 toen in het gezin, waarin hij opgroeide, God verdween uit Nederland, en vervangen werd door Mao en de power flower. Het blijkt een pijnlijk en soms hilarisch verhaal over afscheid nemen van een vertrouwde wereld, die diep in het systeem van hem en zijn generatie zat.
In het grote gezin waarin Palm opgroeide, kleurden ze in het begin nog plaatjes van Jezus, plakten ze mollige engeltjes in hun schriften, en spaarden ze zilverpapier voor de missies. Jaren later plakten Jos Palm en zijn twee oudere zussen als tieners zegeltjes met het hoofd van Marx erop in hun lidmaatschapsboekjes van de toenmalige Maoïstische Socialistische Partij. Palm was een van de duizenden jongeren die God aan de kant zette, en verving door Lenin en andere wereldse —naar later bleek— foute ‘heiligen’.
‘En al was onze keuze extreem, wij waren in de late jaren zestig en vroege jaren zeventig niet de enige kinderen die van de God van hun ouders los raakten en die meer wilden zijn dan het eindresultaat van hun droom. Jongeren wilden niet meer naar de kerk, niet meer trouwen, niet meer leven zoals hun vaders en moeders, en opa’s en oma’s. De vorm die klaarlag om in te stappen leek ineens alle aantrekkingskracht kwijt’.
Een boeiend, openhartig autobiografisch verhaal dat model staat voor een hele generatie babyboomers.