Volgens filosofe Hannah Arendt is het kwaad een schimmel die zich langs de oppervlakte verspreidt. Het bezit geen harde kern en openbaart zich bij de meest normale mensen. Al dertig jaar lang is criminoloog en historicus Christophe Busch gefascineerd door de kwaadaardige schimmels die in ieder van ons sluimeren. In zijn lijvig magnum opus “De duivel in elk van ons” onderzoekt hij waarom normale individuen zich nu nog steeds laten meeslepen door buitensporig geweld; ‘Mensen kunnen zowel folteraar als leerkracht worden’. Hoe is het mogelijk dat gewone mensen in staat zijn om buitensporig kwaad te plegen, stelde hij zich steeds de vraag. Het resultaat is een fascinerend boek over genocides, terreur en massamoord.
Mensen zijn niet goed- of kwaadaardig, maar hebben het potentieel, aldus Busch, om zowel goed- als kwaadaardig gedrag te vertonen. De belangrijkste vraag is: welke factoren en omstandigheden halen dat kwaadaardig gedrag naar boven? Steeds is er een complex samenspel van factoren, een maatschappelijke voedingsbodem. Wellicht heeft iemand een zekere karakteriële aanleg of een familiale voorgeschiedenis die hem of haar vatbaar maken voor geweld. Vaak durven mensen niet anders dan mee te doen aan de groepsdruk. Daarnaast zijn er ook de ideologie en/of frustratie, of meer dan eens zien ze loopbaanopportuniteiten.
In de eerste decennia na 1945, werden de daders van de Holocaust gezien als ongewone mensen, als psychopaten en sociopaten. Het kon niet anders zijn dan dat zij volkomen gestoord waren om dienst te doen als kampbeulen of deel uit te maken van liquidatiecommando’s. In 1961 woonde Arendt in Jeruzalem het proces bij van Adolf Eichmann, de man die vanachter zijn bureau de Holocaust organiseerde. Arendt merkte op —en dat werd haar niet in dank afgenomen— dat hij helemaal geen kwaadaardige duivel in mensenvlees was, maar een doodgewone ambtenaar, die bevelen uitvoerde en meedraaide in een bureaucratie met een dramatisch eindresultaat. Zij was de eerste die opperde dat ook gewone mensen in staat waren om zulk gedrag te vertonen. De zogenaamde banaliteit van het kwaad was destijds een revolutionair idee. In Duitsland leefden de daders gewoon onder de andere Duitsers. Pas na het Eichmann-proces werden ze vooralsnog opgespoord en berecht. Plots zagen inwoners hun buurman, met wie ze al jaren in vrede en vriendschap leefden, opgepakt en veroordeeld worden. De uitvoerders van de Holocaust waren, aldus Arendt, geen barbaren, monsters en onmensen. Die woorden worden trouwens vandaag nog steeds gebezigd bijvoorbeeld tegen de terroristen van Hamas, of tegen het optreden van Amerikaanse politiemensen in Iraakse gevangenissen kort na de laatste Golfoorlog.
In zijn boek brengt Busch, thans directeur van het Hannah Arendt-Instituut in Mechelen, ook vier uitgebreide levenslopen van KZ-bewakers. In de eerste plaats verdiept hij zich in de biografieën van Rudolf Höss (kampcommandant van Auschwitz) en Adolf Eichmann. Daarnaast ook Irma Grese de meest beruchte vrouwelijke KZ-bewaakster tijdens de oorlogsjaren, 1942-1945. Zij ging zich te buiten aan buitengewone gruwel. Tot slot is er de grotendeels onbekend gebleven Marcelle Gombeir, de enige Vlaamse vrouwelijke kampbewaakster in de Duitse concentratiekampen. Zij was afkomstig uit Poperinge. Haar levensloop wordt hier voor het eerst beschreven. Zij was een van ‘ons’.
In de wereld anno 2024 bestaan er nog steeds concentratiekampen waar mensen opgesloten, vernederd en gemarteld worden. Voorbeelden te over: het ‘Dachau van Donetsk’, de Chinese kampen waar de Oeigoeren opgesloten worden, de kampen met vooral vrouwen in Oost-Congo, de opvolgers van de Goelagkampen in Siberië... Meer dan ooit weten we wat er overal in de wereld gebeurt. Het Duitse ‘Nie wieder’ van 1945 is volkomen achterhaald. Opnieuw is wegkijken het standaardpatroon. Wederom maken we het ons comfortabel: dat zijn wij niet, dat zijn de anderen; ‘Want het kwaad, dat zijn vooral weer de anderen’, aldus Christopher Busch in zijn indrukwekkend en lezenswaardig boek.
Het enige minpunt van deze turf is het ontbreken van een register. Dat is toch wel een tekortkoming voor zo’n imposant (ook letterlijk bedoeld) boek.