Lou Salomé (1861-1937) werd geboren in een Duits-Russische familie in Sint-Petersburg en studeerde filosofie, psychologie en theologie in Zürich en op latere leeftijd psychoanalyse bij Sigmund Freud. Ze sloot een vrij huwelijk met de orientalist Friedrich Carl Andreas en ontpopte zich tot een productieve schrijfster. Zij werd wereldwijd bekend als een muze van Friedrich Nietzsche, Rainer Maria Rilke en Freud en tal van anderen. – ‘Lou begint een gepassioneerde verhouding met een man en negen maanden later baart de man een boek’ luidde een boutade. – Vanwege haar ongedwongen omgang met deze en andere beroemde mannen werd ze vaak weggezet als een femme fatale.
Dat beeld nuanceert Jacob Slavenburg in ‘Lou Salomé, een vrijgevochten vrouw’. De Nederlandse cultuurhistoricus publiceerde reeds een groot aantal werken over de geschiedenis van de hermetische traditie, religie en filosofie.
Vermits in het Nederlands geen recente biografie over Salomé bestaat, biedt Slavenburg met dit werk een eerste aanzet. Hij verhaalt het leven van Salomé in vijfenveertig hoofdstukken van telkens maar enkele bladzijden. Hij laat voor de levendigheid en authenticiteit zoveel mogelijk Salomé en haar relaties zelf aan het woord. Hij citeert dan ook overvloedig uit haar geschriften en briefwisseling en uit de correspondentie aan haar. Daardoor wordt het boek het aaneenrijgen van uittreksels. Dat hoeft geen bezwaar te zijn, want de lezer komt direct in contact met het veelzijdig netwerk en oeuvre van een fascinerende vrouw op het breukvlak van de 19de en de 20ste eeuw.
Salomé schreef niet alleen romans, maar ook essays. Als filosofe, theologe en psychologe formuleerde ze inzichten in het wezen van de mens, die in haar tijd baanbrekend waren. Moedig exploreerde ze in haar essays, waaronder ‘Der Mensch als Weib’, de man-vrouwverhouding. Daarbij drong ze diep door in het wezen van de vrouw, haar liefdesleven en haar seksualiteit. Ze schreef gedurfd, diepgaand en openhartig over de innerlijke kant van de vrouw en over de vrouwelijke seksualiteit, zonder dat zij evenwel aansluiting zocht of vond bij de feministische beweging van haar tijd.
Slavenburg verbindt zonder franje een enorme hoeveelheid uittreksels uit de primaire bronnen. Hij biedt de bouwstoffen voor een levensverhaal van een hoe dan ook uitzonderlijke vrouw en een van de meest ondogmatische geesten van de 19de en de vroege 20ste eeuw. Indirect krijgt de lezer ook een inkijk in de levenswijze van een bevoorrechte intellectuele elite en in de interne keuken van de psychoanalyse.
Wel mist de lezer een meer synthetisch levensverhaal. De auteur verliest zich soms in details door te uitvoerig te citeren uit de primaire bronnen. Wat dat betreft brengen de twee intermezzo’s over Salomé’s invloed op Nietzsche en Rilke en over haar wending naar de psychoanalyse amper soelaas.
Twee zwart-witfoto’s en achteraan een lijst van geraadpleegde literatuur, een beknopte chronologie en een notenlijst vervolledigen deze aanzet voor een biografie. Het werk heeft jammer genoeg geen register, wat geen overbodige luxe geweest zou zijn gezien het uitgebreide netwerk van relaties van Lou Salomé tijdens haar intense leven.