De verbeeldingswereld van de prechristelijke volkeren in Noordwest-Europa – van Duitsland en Engeland tot Scandinavië en Groenland – behoort minder tot de parate kennis dan de antieke mythologie. Toch hadden de mythen en saga’s van Vikingen en Germanen grote invloed, onder andere op de westerse kunst, getuige bijvoorbeeld de Ringcyclus van Richard Wagner. Het was daarom een goed initiatief van de in 2023 in Frankrijk verschenen ‘Le Grand Atlas de la mythologie nordique’ te vertalen als ‘Atlas van de noordelijke mythologie. De godenwereld van Vikingen en Germanen’. De Franse auteurs-samenstellers zijn journalist en historicus Jean-Baptiste Rendu en François Emion, docent Scandinavische studies aan de Parijse Sorbonne, die ook tekende voor de inleiding. Vertaler Joris Capenberghs, historicus en antropoloog, koos er terecht bewust voor om in plaats van enkel van ‘Noordse of noordelijke mythologie’ te spreken ook expliciet als ondertitel ‘De godenwereld van Vikingen en Germanen’ toe te voegen.
Deze prechristelijke volkeren uit Noordwest-Europa hadden een samenhangende visie op het universum. Ze vatten het heelal op als een immense boom waaruit zich negen parallelle werelden vertakten. Ze dachten ook na over het ontstaan en de ontwikkeling van de kosmos en hadden ook een visie op de voltooiing ervan, wanneer alles zou worden vernietigd in de roemruchte ‘Godenschemering’.
Net als in vele andere mythologieën gedroegen de goden en godinnen zich als mensen met al hun (on)hebbelijkheden. Het mythische universum werd verder bevolkt door reuzen, dwergen, alven – de latere middeleeuwse elfen – Nornen, een soort van vrouwelijke schikgodinnen, die het levenslot van het individu bepaalden, en Walkuren, die de zielen van de als helden op het slagveld gestorven krijgers meevoerden naar het Walhalla.
Eeuwenlang werden deze verhalen mondeling doorgegeven, tot ze na de kerstening van de Vikingen in de 11de eeuw werden opgeschreven. De mythen en saga’s van Germanen en Vikingen kennen we nu uit IJslandse manuscripten uit de 13de en de 14de eeuw, waarin de Edda’s, goden- en heldenliederen en -gedichten, werden opgetekend, en uit de ‘Gesta Danorum’ van de 12de-eeuwse Deense geschiedschrijver en monnik Saxo Grammaticus.
De atlas is gestructureerd in zes hoofdstukken: de oorsprongsmythen of scheppingsverhalen (1), het godenpantheon van de onvoorspelbare Asen (2) en van de goedaardige Wanen en andere goden (3), fabeldieren, zoals zeemeerminnen, en fantastische wezens (4), de avonturen van Thor en Odin (5) en ten slotte de Ragnarök, een apocalyptisch verhaal (6). Aparte vensters gaan in op de bronnen, op belangrijke evoluties en op de runen.
De verhalen worden niet enkel weergegeven, maar ook in verband gebracht met historische evoluties, zoals de migraties van het 1ste millennium voor en na onze jaartelling, de spanning tussen veehoeders en akkerbouwers en de kerstening van Germanen en Vikingen. De atlas is prachtig geïllustreerd met reproducties van zowel eigentijdse bronnen als van latere schilderijen, die de mythen verbeelden. Die illustraties worden goed geduid. De atlas wordt vervolledigd met een degelijk register, wat het raadplegen vergemakkelijkt.