Hieronder vindt u de jongste recensies. Selecteer een genre, vervolgens selecteer de recensie die u wenst u te bekijken en klik tenslotte op 'Lees recensie'.

Zoeken  Genre 

 TitelAuteurDatum
Het bewijs van mijn onschuld (vert. Dennis Keesmaat en Joris Vermeulen) Jonathan Coe 13/01/2025
Homo ludens. Proeve ener bepaling van het spel-element der cultuur. Bezorgd, geïllustreerd en toegelicht door Anton van der Lem Johan Huizinga 13/01/2025
Lichtvang Allard Schröder 10/01/2025
Ondraaglijke lichtheid Ilja Leonard Pfeijffer 10/01/2025
Een dag als een andere Diane Broeckhoven 10/01/2025
Het Baltisch station Thomas Heerma van Voss 10/01/2025
Luc. Luc De Vos 2014 hier Geert Bonne 10/01/2025
Blue Whisky Bart Chabot 10/01/2025
Vrijheid. Herinneringen 1954-2021 Angela Merkel (met Beate Baumann) 10/01/2025
Verzamelde gedichten Jean Pierre Rawie 10/01/2025
Vrouwen van papier Gita Deneckere, Iduna Paalman e.a. 10/01/2025
Alle tijden zijn onzeker Joke van Leeuwen 06/01/2025
Het mysterie van God (vert. Vincent Hunink; inl. Wim Verbaal) Anselmus van Canterbury 06/01/2025
Cadeaus. Klassieke wijsheid over geven en ontvangen Emilia Menkveld en Maurits Lesmeister 06/01/2025
Nederlandse kolonisten in Amerika en de Liga der Irokezen Willem F. Korthals Altes 06/01/2025
Inquisitie in de middeleeuwen. Veroordeeld tot de brandstapel Bernadette Demeulenaere 06/01/2025
Moeders, mystici en maîtresses. Vrouwen in de vroege middeleeuwen Luit van der Tuuk 06/01/2025
Onrust in Den Haag. Vier eeuwen oorlog, conflict en protest Marieke van Delft, Herman Rosenberg, Onno Sinke en Lex van Tilborg (red.) 06/01/2025
Ségurant. De drakenridder (vert. Nathalie Tabury en Annelies Kin) Emanuele Arioli 06/01/2025
Carthago: ooit verwoest, nooit verdwenen (Zenobiareeks 10) Diederik Burgersdijk en Dirk Vervenne (red.) 06/01/2025
12345678910...Laatste

Lichtvang

Allard Schröder
Lichtvang
De Arbeiderspers, 2024, 63 blz., EUR 20,00
ISBN: 9789029553094

Met ‘Lichtvang’ keert Allard Schröder, nadat hij in 2011 de bundel ‘Het meisje met de afstandsbediening’ publiceerde, terug naar de poëzie. Meer dan ooit maakt op de achtergrond van de verzen ‘de grote vereffenaar’, waarvan sprake in het In Memoriam-gedicht voor M.W. (Menno Wigman), zijn opwachting. Zelf kijkt Schröder bij monde van het lyrische ik naar de ultieme confrontatie met wat ons als mensen uiteindelijk allemaal te wachten staat. De enig mooie slotstrofe van de bundel spreekt voor zichzelf: ‘Uiteindelijk zal ik een herfstblad zijn / en rood en bedachtzaam wikkend en wegend / uit de hemel komen zweven / om me voorzichtig neer te vlijen / op wat me al is voorgegaan / om ermee tot humus te vergaan / voor wie na ons komt. // Mooi einde.’ (p. 63) Licht en donker bepalen de contouren van de gang doorheen het leven, zoals Allard Schröder die heeft ervaren. In het openingsgedicht van de bundel wordt het kind centraal gesteld:  ‘het kind dat hij ooit was, leerde de mensenpas, / zich alvast buigend onder de lasten van later. / Tot een ochtend, nat nog van zijn geboorte, / zijn licht in de druppels dauw liet vonken / en het kind dat de dag in kwam voor het eerst / de schittering ving waarin alles al was en waarvoor / het duizelend de ogen sloot’ (p. 7-8)  Wisselend van invalshoek (een aantal gedichten brengt het lyrisch ik in kaart, in andere wordt geopteerd voor een meer afstandelijke benadering), variërend in de vorm (terzinen, kwatrijnen, enkele keren een sonnet, maar even vaak een vrijere strofebouw) verwoorden de gedichten van Allard Schröder de omzichtige manier waarop hij tegen het leven aankijkt. De kleine anekdotiek van een leven (zoals bijv. het gedicht over een vrouw die naar buiten komt, ‘het is zo’n dag dat alles zich in klaterende kleuren laat zien’, maar onwetend is dat haar levenslot al bepaald is, drie oudjes hebben de draad van de vrouw opgepakt en meegeweven) wordt ingekleurd door het einde dat zich nog wel schuil houdt, maar niet af  te wenden is. Zo is er ook Gaius Gessius Calvus, ‘geen groot man, verre van, de geschiedenis / heeft enkel zijn naam onthouden en zijn bijnaam’, die zich op weg begeeft naar de tempel van Venus en hoopt dat hij er zijn geliefde zal ontmoeten, maar: ‘Als hij straks sterft, zal hij voor ons geen gat in de tijd achterlaten – / hoogstens voor zijn zoon en hopelijk voor Musilla.’ (p. 57-58) De gedichten uit ‘Lichtvang’ tonen zich pas na herhaalde lectuur in hun volle rijkdom aan ideeën en in hun doordachte poëticale uitwerking aan de lezer. Schröder laat, zonder opdringerigheid, klanken echoën (‘en almaar zwoegt en ploegt het bloed voort’ – p. 7), hij verweeft reminiscenties in zijn verzen aan de dichters die – naar ik mag veronderstellen – hem mee de weg naar  de poëzie hebben gewezen. Een paar voorbeelden hier: ‘en dan ik, mijn god, ik / in het diepst van mijn gedachten’ (W. Kloos), de drie oudjes uit het hierboven reeds aangehaalde vers (de schikgodinnen), ‘rozenvingerig lichtend likt de ochtend de nacht’ (Homerus), ‘toen er boven alle heuvelen geen zuchtje wind meer was’ ( Goethe) en, in het gedicht voor Menno Wigman, ‘’nog die ene adem dan, daarna viel hij uit de tijd’( David Grossman en diens ‘Uit de tijd vallen’, de roman die hij schreef ter nagedachtenis van zijn gesneuvelde zoon). Het moge duidelijk zijn: Allard Schröder heeft met ‘Lichtvang’ een bundel gecomponeerd die tot de hoogtepunten behoort van het voorbije letterenjaar.

[Jooris van Hulle - 10/01/2025]