De bekende Tsjechische priester-filosoof-socioloog-psycholoog Tomáš Halík spreekt met zijn nieuwste boek weer tot de verbeelding. In “Dromen van een nieuwe morgen” doet hij exact wat hij belooft in zijn titel. Hij droomt van een ‘thuiskomen in een vernieuwd christendom’. In 12 brieven, geschreven aan een denkbeeldige nieuwe paus Rafael als gesprekspartner, zet hij zijn gedachten over de vernieuwing en transformatie van geloof en kerk op papier. Halík gelooft dat een authentieke en vruchtbare hervorming van het christendom mogelijk is en dat die verdiepend en leven gevend is.
Met zijn elfde boek in Nederlandse vertaling al is deze auteur niet aan zijn proefstuk toe. Wat begon met “Geduld met God” (eerste druk 2014; en nu al in 13de druk) en liep tot.” De namiddag van het christendom” (eerste druk 2023), krijgt nu een lezenswaardig vervolg. Met dit boek laat Halík zien dat zijn inspiratie en reflecties ook gestoeld zijn op de pastorale realiteit. Niet enkel reflecteert hij op en put hij uit zijn eigen ervaring, maar hij betrekt ook de toch vrij recente en overvloedige aandacht voor synodaliteit in de Katholieke Kerk. Hij stelt zich met andere woorden de vraag hoe de Kerk met iedereen samen op weg (in het Grieks syn-hodos) kan gaan en wat daarvoor nodig is.
Het boek is geen academische uiteenzetting over de staat van kerk en geloof. Hoewel ik zelf aangenaam verrast was door de verwijzing naar het essay “A Catholic Modernity?” van Charles Taylor, is het boek van Halík in hoofdzaak een neerslag van de eigen reflectie van de auteur en niet zozeer een interactie met verschillende andere stemmen. Desalniettemin raakt Halík aan verschillende thema’s doorheen het boek. Hij stelt zich, achtereenvolgens, de vraag wat God van de Kerk vraagt, maar ook waar het in het christendom nu eigenlijk om gaat. Als hij dan op het spoor is gekomen waar het om gaat, kijkt hij naar welke vorm dat kan krijgen en hoe zich dat verhoudt tot de lange en complexe geschiedenis van het christendom. Hij spaart vervolgens zijn kritiek niet op oppervlakkige vormen van geloof en ontwikkelt het idee van de katholiciteit tegenover het vastgeroeste katholicisme zonder daarbij taboes uit de weg te gaan. Hij reflecteert fundamenteel over het belang van de theologale deugden (geloof, hoop en liefde) terwijl hij aantoont hoe vandaag mensen en technologieën zich op de plaats van God zetten. In het bijzonder het concept van de hoop geeft hij veel aandacht om tenslotte te reflecteren over of de hel nu leeg en de hemel nu vol is.
Samengevat kan je van dit boek zeggen dat Halík nooit spijkers op laag water zoekt, maar zoals altijd nagels met koppen slaat. Met zijn gevat gevoel voor humor analyseert hij vlijmscherp de toestand van kerk en geloof en werpt de lezers rake vragen voor de voeten. Dat is, naar mijn bescheiden mening, dan ook ineens het enige probleem van het boek. Hij slaat nagels met koppen. Puttend uit zijn eigen ervaring en observerend wat er zich in de Katholieke Kerk afspeelt, is hij genadeloos. Vragen die vaak vermeden worden, stelt Halík zonder blikken of blozen. Hij maakt komaf met vele taboes en duikt er net in. Als het gaat over homoseksualiteit aan seminaries of het celibaat van priesters dan is hij eigenlijk een olifant in een porseleinenwinkel. Je kan de vragen naar de zin en de onzin van, bijvoorbeeld, het celibaat wel uit de weg gaan, maar de manier waarop Halík de vraag aansnijdt, geeft eigenlijk al aan dat niet antwoorden ook antwoorden is. Kortom, een lezenswaardig boek, typisch Halík. Wie zijn andere boeken niet graag gelezen heeft, zal ook dit niet graag lezen, maar wie toch een diepgaande, spirituele en kritische analyse wil, komt niet van een kale reis terug.