‘Immer noch Sturm’ (2010) van Peter Handke (°1942) werd in 2012 uitverkozen tot het beste Duitse toneelstuk van dat jaar. Nu is van deze hybride tekst – half vertelling, half toneeldialoog – een beklijvende Nederlandse vertaling van Miek Zwamborn verschenen. Een oude man zit op een bank bij een appelboom in een heideachtig droomlandschap dat hem bekend voorkomt. Als hij zijn ogen opent ziet hij zijn grootouders en hun kinderen. Het zijn de ooms, de moeder en de tante van de verteller. Deze verteller is op dat ogenblik nog niet verwekt, laat staan geboren, net zo min als zijn maker en model Peter Handke dat was. We zijn in het jaar 1936, in Jaunfeld, Oostenrijks Karinthië. Deze familie van landbouwers en fruittelers spreekt Sloveens. De rest van de tekst handelt in een intense taalbuiteling over de desintegratie van een familie. Hij getuigt hoe deze gemeenschap en haar Sloveense taal, waarin “de ‘ik’ verstopt (zit) in de vervoeging van het werkwoord”, door de geschiedenis worden vermalen. Oom Valentien, “ons enig Engelssprekend familielid” is een buitenbeentje en rokkenjager. Benjamin de jongste sneuvelt aan het oostfront. De somberende tante Ursula en de eenogige oudste zoon, oom Gregor, verdwijnen met een nieuwe naam als partizanen in de beboste bergen. Ondertussen raakt een zus zwanger van een Duitse soldaat, wat het kind, de oude ik-verteller, tot een koekoeks- en bastaardkind maakt, “een spelbreker of erger nog, een ongeluksbrenger”. Bitter was het besef dat na de Anschluss Duits de verplichte voertaal werd en dat na de oorlog, in deze uithoek van het bevrijde nieuwe Oostenrijk en in het opgesplitste Europa, voor het Sloveens geen plaats meer was. En met de taal verdwijnen de vreemdste verhalen, waarvan “de waarde is ze te blijven vertellen”. Appelen en peren bepaalden het leven van deze boeren. “De Duitsers, in de oorlog, hebben onze huizen en schuren afgebrand, maar bleven tenminste van onze fruitbomen af. En nu de bevrijders uit het westen, de Tommies en de Charlies, de Frankies en de Georges, zij maken ons af. En dat uit een land waar het mooiste fruit vandaan komt, het edelste, het smakelijkste. Help ons, Mister of Sir Cox, jij, die ons de appel Cox Orange heeft bezorgd.” ‘Nog altijd storm’ bevat lyrische en boze litanieën, liefdesverklaringen en vervloekingen, opgewonden stemmen afgewisseld met zwijgen. En onontkoombaar is de bittere gedachte dat de vermeend passieve aard van dit volk zijn “lijdensgeschiedenis” elke vorm van tragiek heeft ontnomen. En “als onze geschiedenis geen tragedie is, wat dan wel?” ‘Nog altijd storm’ is een semi-autobiografische tekst in gevarieerde toonaard gecomponeerd. De geschiedenis was een “grote val zonder zang of klank”, tenminste als deze buitenstaander achteraf niet zelf het woord had genomen.