In dit lijvige boek doet Wilbert Smulders omstandig de lotgevallen van zijn oudoom Albert Smulders uit de doeken. De Brabantse familie Smulders was rooms-katholiek en meer dan recht in de leer. Dat twee van de negen kinderen intraden, mocht geen verrassing heten. Willem werd priester en verwierf enige faam als dichter. Albert was avontuurlijker aangelegd en koos ervoor Witte Pater en dus missionaris in Afrika te worden. Daartoe zou hij eerst naar het Sint-Romboutscollege aan de Veemarkt in Mechelen zijn geweest, maar dat was geen apostolische school geleid door Witte Paters, zoals Wilbert Smulders beweert, maar een bisschoppelijk college. Albert Smulders was seminarist van het Afrikaansch Gesticht van de Witte Paters op de Bruul in Mechelen, maar kreeg ‘gewoon’ onderwijs in het college. Het is gek dat de auteur, die in de rest van dit boek heel gedegen en soms overdreven gedetailleerd te werk gaat, de bal hier misslaat.
Het boeiendste deel van dit boek behandelt pater Smulders’ Congolese periode. Hoe hij met zijn collega’s twee missieposten uitbouwde, Congolese zieltjes probeerde te winnen en de privéleraar werd van Stefano Kaoze, die in 1917 als eerste Congolees tot priester werd gewijd door monseigneur Victor Roelens. Op dat moment was Smulders al door diezelfde bisschop uit zijn ambt gezet wegens ‘ongehoorzaamheid’. Naderhand bleek dat Smulders mentale problemen had en zijn dissidente geloofsopvattingen geleidelijk naar godsdienstwaanzin evolueerden. Terug in Nederland belandde de pater in het krankzinnigengesticht van Venray. Hij zou zich een groot deel van zijn leven tevergeefs tegen zijn opname verzetten en bracht de rest van zijn bestaan in verschillende psychiatrische instellingen door, waarvan vijfentwintig jaar bij de Alexianen in Diest. Zijn laatste jaren verbleef hij in Huize Padua in Boekel, waar hij in 1957 overleed.
Het is jammer dat Wilbert Smulders er niet in geslaagd is om van dit prachtige materiaal ook een geweldig boek te maken, zoals – de vergelijking dringt zich op – Toon Horsten deed met het materiaal over de pater in zijn familie in “De Pater en de filosoof” (2018). Smulders verliest zich te veel in (theoretische) uitweidingen – over o.a. de Congo-Vrijstaat, proselitisme, de cultus van het Heilig Hart, Stefano Kaoze en postkolonialisme – die misschien wel interessant zijn, maar hier niet allemaal even relevant. Bovendien halen ze de vaart helemaal uit het boek, dat nu meer een pak van Sjaalman is dan een boeiend, samenhangend verhaal. Een gemiste kans.