Kolet Janssen (1955) studeerde godsdienstwetenschappen en filosofie in Leuven. Ze gaf les in Tienen, maar werd schrijfster. Ze publiceert fictie en non-fictie voor kinderen en volwassenen en is columnist. Haar jongste pennenvrucht belicht het ouder worden vanuit diverse invalshoeken. Vooroordelen over ouderen en ouderdom worden daarbij ontkracht, de rijkdom van de oude dag wordt in de verf gezet, maar ook de valkuilen en de pijnen blijven niet buiten beeld. Haar vlotte pen, haar humor, haar gezond verstand en de eigen ervaringen die Janssen in haar betoog verweeft, maken dat ze een realistische en genuanceerde kijk geeft op het ouder worden. Tegelijk reikt ze praktische tips aan om die oude dag goed te laten verlopen en zelfs leuk te maken. Klagen en zagen helpt niemand vooruit – op dat vlak moet vooral het gevaarlijke woordje ‘nog’ uit ieders jargon verdwijnen! Dat haar rake beschrijvingen en adviezen tot levenskunst aanslaan, blijkt uit het feit dat het boek in amper vier maand tijd al aan de vijfde druk toe was. Het moet zijn dat er nood was aan zo’n eenvoudig en realistisch boek over de ouderdom. Door de vergrijzing neemt het doelpubliek alvast toe, al doen ook zij die nog niet in de herfst van hun leven vertoeven, er goed aan dit boek te lezen, allereerst omdat ze zelf ooit oud worden, maar bovenal opdat ze zouden inzien dat hun clichés over oudere mensen geen steek houden. De lectuur kan in die zin helpen om agisme – de discriminatie van ouderen – tegen te gaan. Al te vaak en al te vlug worden mensen van een zekere leeftijd afgeschreven, terwijl ze nog zoveel te bieden hebben aan de samenleving: in de opvang van kleinkinderen, in het doorgeven van kennis en wijsheid, in vrijwilligerswerk… En ouderen hoeven niet per se iets te doen. Bovenal hebben ze hun tijd te geef. Ze kunnen er zijn voor anderen, zonder enig moeten. De belangrijkste tip die Janssen meegeeft aan senioren, is wellicht de aanbeveling om nieuwsgierig te blijven, om open te staan voor nieuwe dingen en nieuwe vriendschappen. Nooit te oud om bij te leren of om vrienden te maken. Over een bijzonder leerproces dat mensen doormaken in de laatste levensfase, gaat wellicht niet toevallig het laatste hoofdstuk: naast het loslaten is er de oefening om je te verzoenen met het geleefde leven, om de rode draad in je leven te ontdekken en te aanvaarden. Naast de levenskunst dringen ook de stervenskunst en de kunst van het afronden zich op. Alles tot een goed einde brengen, vergt veel energie, maar het is de moeite waard. Hopelijk is het ieder van ons gegund om dat in schoonheid en met wijsheid te doen. Dit boek zet de lezer alvast op de goede weg.