Ik leerde Jan Brokken (1949) kennen als de maker van boeiende gesprekken met schrijvers. Dat was rond 1976. Ze verschenen in het inmiddels verdwenen “links en toch leesbaar” weekblad de Haagse Post. Brokken heeft altijd die rusteloos nieuwsgierige journalistieke invalshoek behouden, maar zijn ambities gingen verder, de literaire kant op. In ‘De weemoed van de reiziger’ maakt de lezer kennis met de veelzijdigheid van schrijver Jan Brokken. Deze verhalen zijn op zijn minst bondige en smaak bevorderende portretten van kunstenaars. Hun levens worden telkens geschetst vanuit de plek waar ze zijn geboren of gewerkt hebben of waaruit ze werden verdreven: Bela Bartok uit Boedapest, Antonio Machado uit het Spanje van Franco, of Leo Vroman als Hollands dichter en Amerikaans wetenschapper in zijn zelf gekozen New-Yorkse ballingschap. Vroman zocht hij zelf op, bij de anderen moest het van horen zeggen en van lezen komen. Maar er is meer. De gegevens komen grotendeels uit werk van anderen, maar werden handig in persoonlijke reisverslagen met veel “couleur locale” ingebed. En daarbij horen vaak verrassende, soms geheimzinnige ontmoetingen. Een verdwenen partituur van Monteverdi, aangeboden door een louche edelman in Mantua of het plotse huwelijksaanzoek door de knappe weduwe van een halfvergeten futurist zijn voorbeelden waarin – en ik verdenk Brokken zeker niet van “fabulieren” – de kiem van een verhaal, de verbeelding en opmerkingsgave van een begaafd verteller, merkbaar worden. Zijn portret van Truus Schröder die haar leven wijdde aan het huis in Utrecht dat Gerrit Rietveld voor haar had gebouwd, en waar Brokken in zijn studentenjaren vaak bij een jaargenoot op bezoek kwam, is een hommage aan een sterke, warme en in haar principiële soberheid beginselvaste vrouw. Het verhaal van de oude en zieke Matisse en zijn “schandalige” kuise liefde voor een boerenmeisje is al even aangrijpend. Het meisje was zijn muze en model. Later werd zij de non voor wie hij zijn beroemde kapel in Vence heeft gebouwd. De meeste kunstenaars die de belangstelling van Brokken hebben gewekt zijn evenwel componisten. Dat zijn de Hongaar Bartok (“Het platteland bewaart tradities, de stad vraagt om verandering”), de Tsjech Dvorak (“Hij zei meer dan eens dat hij alle symfonieën had willen inleveren als hij de stoomlocomotief had mogen uitvinden”) en de Italiaan Monteverdi (“Hij wilde meerstemmigheid door één persoon laten doen”). Zelfs een uniek instrument, de Stradivarius cello van de 19de-eeuwse Hallenaar en virtuoos Adrien François Servais, is een verhaal waard. In Jan Brokken schuilt een zich sterk inlevend romanticus met een aards gevoel voor de “genius loci”. Reizen betekent “loskomen van jezelf, jezelf vergeten als iemand met een naam, een achtergrond, een geschiedenis, een reputatie, om aan een nieuw bestaan te beginnen”. Het laatste verhaal in deze buitengewoon leesbare bundel schetst de ontmoeting met de bejaarde schrijver Ismaël Kadare. Jan Brokken geeft de indruk meer over zichzelf te praten dan over het leven en werk van de zwijgzame Albanees. Brokken lijkt wat dat betreft op de naar erkenning hunkerende biograaf en dagboekschrijver James Boswell, tête à tête met achtereenvolgens Samuel Johnson, Rousseau en Voltaire. Als Brokken de fluisterende woorden van Kadare aanhaalt (“U heeft muziek. U…Er zit zoveel muziek in uw werk. In alle opzichten.”) geldt dat, op de laatste bladzijden van dit boek, als een soort samenvatting en een zelfbevestigend orgelpunt.