Aline Sax, die met haar jeugdboek ‘Wat ons nog rest’ de Boon Literatuurprijs 2025 won, debuteert voor volwassenen met de lijvige roman ‘Negentien Negentien’. De titel verwijst naar het jaar 1919: de Eerste Wereldoorlog is voorbij, in Engeland en in de frontstreek rond Ieper, waar het oorlogstoerisme op gang komt en de commercie al snel welig tiert met allerhande souvenirs, wordt de draad van het ‘normale’ leven weer opgenomen. Niet zo voor Henry Bennett, de vertellende ik in de roman: zijn enkel is kapotgeschoten, bij zijn terugkeer moet hij de ene na de andere ontgoocheling doorslikken: zijn geliefde, die hem nota bene in 1915 aangespoord had om zich aan te melden bij het leger (en vooral dan om zo de schande van de witte veer te vermijden – zie hiervoor ook de roman ‘De witte veer’ van John Boyne) laat hem in de steek, zijn ouders reageren koud en afstandelijk op zijn terugkeer (zie de openingszinnen van de roman: ‘Ik wou dat ik gesneuveld was. Dat zou een held van me gemaakt hebben. Mijn ouders zouden martelaren geworden zijn’), hij raakt zijn job kwijt. Maar wat nog het ergste is voor hem: de herinneringen aan wat gebeurd is aan het front, laten hem niet los. Zo denkt hij zelf: ‘Ik moet dit doen. Ik moet terug. Ik moet in het reine komen. Anders blijft het me mijn hele leven achtervolgen.’ Wat hij precies bedoelt met ‘het’, waarom hij van een ‘boetedoening’ kan spreken, wordt pas verder in de roman duidelijk gemaakt. Terugblikkend vanuit het jaar 1919, als Henry met een groep meetrekt naar de frontstreek, worden in tussenfragmenten de wreedheden en de gruwelen van de loopgravenoorlog uitgetekend. Als lezer ervaar je bijna lijfelijk de angst en de lichamelijke pijn van de soldaten. Hoe tienduizenden jongemannen de dood werden ingestuurd, ook al ging het daarbij vaak om slechts luttele meters terreinwinst. In de confrontatie met zijn herinneringen houdt Bennett zichzelf een spiegel voor. Wat hij ziet en herbeleeft, heeft vooral te maken met zijn vriend Archie. De mannenliefde die ze samen hebben beleefd, maakt het geheel nog indringender. Maar vooral is er de ‘daad’ die Henry heeft gepleegd en die hem een blijvend schuldgevoel heeft bezorgd. Wat er precies is gebeurd, mag ik hier niet prijsgeven. Aline Sax voert haar roman, waarin werkelijkheid en hallucinatie in elkaar verstrengeld worden, tot een ongekend en tot op zekere hoogte verrassend hoogtepunt.
‘Negentien Negentien’ gaat over vriendschap en liefde versus haat en vijandigheid, en ook over de troost van de schoonheid die de schetsen die Henry maakt , kunnen bieden (‘het doet je misschien meer mens voelen. Misschien is dat wat we nodig hebben in deze oorlog om ons af en toe weer mens te voelen’), over de ontwerpen die Henry voor ogen heeft om een blijvend memoriaal op te richten dat later de Menenpoort zal worden… Dit alles maakt de rijkdom uit van deze roman.