Hieronder vindt u de jongste recensies. Selecteer een genre, vervolgens selecteer de recensie die u wenst u te bekijken en klik tenslotte op 'Lees recensie'.
“Begin jaren negentig, toen de islamisten op straat demonstreerden voor het kalifaat, riepen ze ‘De vrouwen naar de keukens!’ alvorens de wapens op te nemen, en toen ze die later moesten neerleggen, verklaarden ze allemaal kok te zijn.” De cynische list was duidelijk: als zelfverklaarde koks konden ze hun handen in onschuld wassen. Kamel Daoud laat in zijn met de Prix Goncourt bekroonde roman ‘Houris’ een zesentwintigjarige Algerijnse vrouw aan het woord. Aube werd als vijfjarige op 31 december 1999 door moslimterroristen (“baardmannen”) de keel overgesneden. Of toch niet helemaal zoals bij haar zus, maar diep genoeg om stemloos en met een tracheacanule te overleven. De roman beschrijft de dag in juni 2018 toen Aube, inmiddels een door imams gewantrouwde kapster, terugkeert naar haar geboortedorp, waar destijds zo’n vierhonderd bewoners werden afgeslacht. Islamisten hadden de verkiezingen gewonnen maar de militaire erfgenamen van de onafhankelijkheidsstrijd tegen de Fransen bleven aan de macht. Een tien jaar durende beestachtige burgeroorlog met ontvoeringen, verkrachtingen en onthoofdingen en met vierhonderdduizend slachtoffers was hiervan het gevolg. Toen de rust weerkeerde legden de militairen als “nationale verzoening” een zwijgplicht op. Herinneringen aan het bloedbad waren voortaan onpatriottisch en worden nog steeds strafrechtelijk vervolgd. Alleen de roemrijke onafhankelijkheidsstrijd tegen de Fransen mocht een plaats krijgen in het collectieve geheugen. Het kolonialisme moest de eeuwige boeman blijven. De broedermoord had nooit plaatsgehad. Aube bezit naar eigen zeggen een binnen- en een buitentaal. De buitentaal van de gemeenschap is samen met haar geteisterde stembanden monddood gemaakt. Blijft de vurige binnentaal over, die haar verbindt met de lezer en met haar ongeboren baby. Zij besluit op het eind van haar terugreis haar kind door middel van een abortus van toekomstig ongeluk te vrijwaren. Vrouwen waren nu eenmaal de grootste slachtoffers van deze “broedermoord”. Een centraal beeld in de roman is dat van het offer. Het kelen van een ram verving voor Abraham of Ibrahim het offer van zijn zoon. In de ogen van de islamitische terroristen zijn de Algerijnse vrouwen niet meer dan slaven of schapen. Schaamte over de moordpartijen of het ongemakkelijke besef dat deze misogyne mentaliteit dieper in het gemeenschappelijke bewustzijn verborgen zit dan deze uitbarsting van geweld laat vermoeden, verklaart dit zwijgen bij gebrek aan catharsis. De reis van Aube wordt onderbroken door het levensverhaal van haar reisgezel Aïssa, de analfabete zoon van een boekhandelaar die nog slechts Korans en kookboeken mocht verkopen, en dat van Hamra, een ontvoerde en verkrachte jonge vrouw die zich, hoewel een ondubbelzinnig slachtoffer, nog altijd als “terrorist” moet verschuilen. Kamel Daoud kreeg de Prix Goncourt voor deze overrompelende roman, maar in Algerije wordt hij uitgespuwd als een nestbevuiler en is hij persona non grata. Dat Daoud het verhaal van Aube bij een patiënte van zijn echtgenote zou gehaald hebben, zorgde in Frankrijk voor een nieuwe polemiek. Maar voor Kamel Daoud is zijn roman geen biografisch fait divers maar het tot fictie verwerkte “verdriet van Algerije”.
kunsttijdschriftvlaanderen.be gebruikt technische cookies die noodzakelijk zijn voor de werking van de website.