Vijftig jaar geleden, op 20 november 1975, stierf de Spaanse dictator Francisco Franco. Hij kwam 39 jaar eerder aan de macht met een staatsgreep in 1936, en een bloedige burgeroorlog als gevolg. De Antwerpse historicus Vincent Scheltiens Ortigosa gaat in zijn boek systematisch en chronologisch te werk met achtereenvolgens hoofdstukken over de achtergrond van Franco, de dictatuur en de overgang naar een parlementaire democratie.
Wat hierbij dient opgemerkt te worden, is de brutaliteit van de dictatuur en de manier waarop linkse tegenstanders zonder pardon aan de wurgpaal of voor het executiepeloton kwamen.
Een tweede opmerkelijk feit is de manier waarop na Franco’s dood er ook door de linkerzijde alles aan gedaan werd om het verleden te doen vergeten. Alles stond toen in het teken van een probleemloze overgang naar de democratie. Hiervoor werden de meest elementaire zaken achterwege gelaten. Er kwam een amnestiewet die alles bij het oude liet.
Toen later de sociaaldemocraten de politieke macht in handen kregen, werden wel enkele maatregelen getroffen, zoals het verwijderen van het praalgraf van Franco. Het franquisme of de politieke nalatenschap van Franco werd echter niet begraven, betreurt schrijver. Alle pogingen tot verzoening hebben wel tot het aan de macht komen van socialistische regeringen geleid, zelfs met medewerking van de communisten, maar hebben een harde rechterzijde enkel in de schaduw kunnen plaatsen. Nooit werd deze echt onschadelijk gemaakt, aldus Scheltiens.
Steeds volgens schrijver werd de geschiedschrijving gemonopoliseerd door de rechterzijde. Franco eiste het “echte” Spanje op. Wie het niet met hem eens was, kreeg meteen het etiket van “anti-Spaans” opgeplakt. De burgeroorlog werd gezien als een kruistocht tegen het bolsjewisme; de vijand was een verzameling van ‘ongelovigen, communisten, anarchisten en vrijmetselaars’. Steller herinnert eraan dat Franco door de fascistische regimes van de jaren 1930 gesteund werd, maar ook door andere landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Nederland en België. Frankrijk sloot de Spaanse vluchtelingen op in concentratiekampen. De helpende hand voor de republikeinen kwam van Stalin en van de Mexicaanse president Lazaro Cardenas.
Na de Tweede Wereldoorlog werd het Spanje van Franco zonder meer opgenomen in het westerse kamp. Daarvoor zorgde vooral de Amerikaanse president Eisenhower. Het massatoerisme vanaf de jaren 1960 bracht welvaart in het arme Spanje.
Het was de uitdrukkelijke bedoeling dat na het overlijden van Franco koning Juan Carlos zijn beleid zou voortzetten. Een daadwerkelijke breuk met de dictatuur, zo schrijver, is er nooit gekomen. De decennia na 1975 staan bol van compromissen en toegevingen. In 1981 was er zelfs een poging tot militaire staatsgreep. Ideologie speelde een grote rol, maar ook het feit dat sommigen hun macht en rijkdom niet wilden verliezen.
Scheltiens vraagt zich in zijn boek af of je wel echt afscheid kan nemen van de spoken uit het verleden. Nu nog beschouwt één op de vier Spanjaarden het franquisme als iets positiefs. Tot vandaag, zo de auteur, speelt het verleden het land parten. In Spanje vindt de convergentie tussen rechts en extreemrechts een bijzonder vruchtbare bodem, want nooit is het franquisme echt weggeweest. De christendemocratische Partido Popular en het nieuwe Vox zijn gewoon ‘bevriende vijanden’.
Het boek is geschreven in een nuchtere stijl zonder emoties. Wel laat Scheltiens af en toe zijn afkeer voor Franco en zijn aanhangers duidelijk blijken. Het boek bevat weliswaar eindnoten maar een bibliografie en register ontbreken jammer genoeg.